'Binnen een mum van tijd was Ommie weggepoetst.' Zo luidt de laatste zin in Naar zachtheid en een warm omhelzen . Het is een monument in romanvorm voor Ommie, de huishoudster van grootvader Van Dis, die voor de kleine Adriaan de rol van oma vervulde. Met terugwerkende kracht wordt duidelijker dat álles wat Adriaan van Dis met zijn gevoelige, geestige en scherpzinnige pen opgeschreven heeft gedurende veertig jaar schrijverschap, over zijn eigen leven gaat.
De negenjarige Adriaan, bastaardkleinkind van de statige herenboer Van Dis, is de hoofdpersoon. Zijn moeder Marie trouwde in Nederlands-Indië, werd samen met haar dochters gevangengezet in een Jappenkamp, verloor haar donkere echtgenoot en kon na de oorlog niet officieel trouwen met haar nieuwe man, Adriaans vader, met wie ze in Bergen aan Zee in een gemeenschappelijk opvanghuis voor vluchtelingen uit de kolonie kwam te wonen.
Dus kreeg Adriaan zijn moeders familienaam. Zijn vader, ex-militair, l…Lees verder
'Binnen een mum van tijd was Ommie weggepoetst.' Zo luidt de laatste zin in Naar zachtheid en een warm omhelzen . Het is een monument in romanvorm voor Ommie, de huishoudster van grootvader Van Dis, die voor de kleine Adriaan de rol van oma vervulde. Met terugwerkende kracht wordt duidelijker dat álles wat Adriaan van Dis met zijn gevoelige, geestige en scherpzinnige pen opgeschreven heeft gedurende veertig jaar schrijverschap, over zijn eigen leven gaat.
De negenjarige Adriaan, bastaardkleinkind van de statige herenboer Van Dis, is de hoofdpersoon. Zijn moeder Marie trouwde in Nederlands-Indië, werd samen met haar dochters gevangengezet in een Jappenkamp, verloor haar donkere echtgenoot en kon na de oorlog niet officieel trouwen met haar nieuwe man, Adriaans vader, met wie ze in Bergen aan Zee in een gemeenschappelijk opvanghuis voor vluchtelingen uit de kolonie kwam te wonen.
Dus kreeg Adriaan zijn moeders familienaam. Zijn vader, ex-militair, lijdt aan een oorlogstrauma, schreeuwt en slaat wild om zich heen, en zijn zoontje is tegelijk verliefd op en doodsbang voor hem. De jongen ziet nauwelijks verwantschap tussen zijn eigen 'lelijke roze lichaam' en zijn donkere halfzussen. Als vader helemaal doorslaat, zorgt Marie ervoor dat haar buitenbeentje een zomer lang kan bijkomen bij zijn norse grootvader en diens huishoudster in Breda. Daar ontfermt Ommie zich over de sproetige jongen en wordt hij opgenomen in haar zachtheid en 'warm omhelzen'.
Ommie is een eenvoudige, arme, slimme en sociaal bewogen vrouw die als jong meisje al in dienst is gekomen van grootvader Van Dis, nadat hij zijn vrouw verloor in het kraambed. Hij buit haar uit: ze krijgt alleen kost en inwoning, geen loon. Tegelijk speelt er meer tussen grootvader en Ommie, en runt ze eigenlijk een groot deel van zijn leven: Ommie is de 'dompteur', grootvader de 'rokende olifant'. Ze noemen elkaar Huibert en tante Jans en wellicht delen ze soms het bed.
In feite fungeerde Ommie ook al als moeder voor Marie, die haar zoon welbewust uitbesteedt. Ommie heeft een groot hart, en Adriaan leert in haar keuken de kleurrijke verschoppelingen kennen over wie zij zich ontfermt: de jonge, manke Melita uit Napels met haar zwaar gehandicapte zoon; meneer Van Look, die Adriaans privéleraar wordt en in de gevangenis belandt; een Poolse kolonel die iedere dag een potje komt schaken; de Indonesische student Max Sitio, die zich verdiept in het communisme en bij Ommie komt schuilen.
Sproetenkoning
Jaren later, terug in Indonesië, laat Max haar weten nog steeds de kledingstukken te koesteren die zij voor hem naaide. Bij grootvader in de rokerige salon intussen worden sterke verhalen verteld over de oorlog en leert Adriaan dat alles politiek is. In een half jaar leert de jongen meer dan in de negen jaren daarvoor, en wordt hij door Ommie overladen met de broodnodige kussen. Hij voelt dus geen enkele aandrang om terug naar zijn vader en moeder in Bergen aan Zee te gaan, maar als het er uiteindelijk van komt is hij geen angstig jochie meer, maar een 'bleke sproetenkoning, voorbereid op elke moeilijkheid'.
In passages met een ander lettertype stapt Van Dis, 'bang, altijd bang geweest', over naar de tegenwoordige tijd. Daar zit hij, een oude man op een bank in een park, en probeert contact te leggen met nieuwe verschoppelingen, zoals de brutale schoffies Hamza en Ricardo. Het is een goede greep, omdat het duidelijk maakt hoe dat half jaar bij Ommie van doorslaggevende invloed is geweest: het heeft Van Dis tot schrijver gemaakt. Zo kreeg hij van Ommie een verrekijker, die hij Maresh noemde, en die als zijn beste vriend fungeerde. Door de verrekijker bestudeerde hij de levens van de mensen om hem heen, precies zoals een schrijver doet.
Dat Maresh de achternaam is van een Tsjechische vluchteling, een van de onderduikers die in de Tweede Wereldoorlog bij Ommie schuilde, leert Adriaan pas gaandeweg. Zo dringt steeds de grote geschiedenis door in de kleine geschiedenis en krijgt het nostalgische verhaal een universeler betekenis. Ommie was niet alleen de zachte arm om de kleine Adriaan, maar ook een vrouw die een roman waard is vanwege haar andere verdiensten: haar verzetsdaden in de oorlog en haar zorg voor de buitenbeentjes, onder wie Adriaan zichzelf ook schaart. Hij probeert haar postuum te bewegen zichzelf niet zo weg te cijferen. Grootvader mag haar na haar dood dan wel in een mum van tijd weggepoetst hebben, en vervangen door een nieuwe meid, Adriaan neemt het alsnog tegen hem op. Bang is hij niet meer.
Contact, 224 blz., € 22,99 (e-boek € 13,99).
Verberg tekst