Roman. Claudio Magris richt met zijn jongste roman een indrukwekkend monument op tegen het vergeten.
Je hebt schrijvers die niet of nauwelijks weggaan uit hun stad of streek. Hun werk komt eruit gekropen en keert er altijd naar terug als een hond naar een been. Het zijn nestbevuilers die het nest als geen ander koesteren. Claus maakte cirkels rond Kortrijk, Joyce droomde over Dublin en Claudio Magris keert altijd terug naar Triëst.
Triëst ligt in de uiterwaarden van verschillende werelden. Midden-Europees en mediterraan, je hoorde er Duits, Italiaans, Sloveens en Jiddish. Je ruikt er de Balkan. Na de Tweede Wereldoorlog lag de stad aan het IJzeren Gordijn. Je bent er in een periferie. Maar van wat precies? Voor Magris is Triëst een perfect pars pro toto.
Hij hangt zijn verhaal op aan een obsessieve verzamelaar van oorlogstuig die de ambitie heeft om in een allesomvattend museum van de oorlog de vrede te bewerkstelligen. Diego de Henriquez (1909-1974) heeft echt bestaan, en ook zijn museum, het 'Museo della Guerra per la Pace', bestaat echt. Hij kwam in 1974 om in een brand, tussen zijn kanonnen, tanks en bajonetten, in de doodskist waarin hij placht te slapen. Magris gaat vrij aan de haal met dit personage en met zijn obsessie voor oorlog. Voor de maniakale zonderling komt alles in aanmerking: de dodelijke angels van insecten, de zweetgeur van niet ververst ondergoed uit de loopgraven, de geur van Zyklon B, in een potje opgevangen.
Risiera di San Sabba
Magris verzint bij het museum een projectleider, die na de dood van de pionier een echt museum van de grond moet krijgen. Luisa is de dochter van een Joodse moeder uit Triëst die haar eigen moeder in de Shoah heeft verloren en een Amerikaanse, zwarte sergeant. In haar genen sluimeren de geschiedenis van twee vervolgingen en slavernijen.
Weer moet Magris niet buiten zijn stad om het verhaal van de Shoah te vertellen: in een rijstpellerij in de stad, de Risiera di San Sabba, hebben de Duitsers in 1943 het enige concentratiekamp van Italië ingericht met een crematorium en mobiele gaskamer. Zo'n vijfduizend joden, zigeuners, partizanen en burgers vonden er de dood.
Intussen raken we, met de verzamelaar en de projectleider, overtuigd van de onmogelijkheid de oorlog in een museum op te sluiten en onschadelijk te maken.
De verzamelaar die zich meer en meer verliest in zijn verzamelwoede, ziet uiteindelijk het licht. Hij kiest om de inscripties op de muren van de dodencellen in de Risiera te ontcijferen, uit te zoeken wie Joden verklikt heeft of medeplichtig was, wie wist en niets deed, profiteerde van de bezittingen van de opgepakten: 'De namen van de slachtoffers en van de beulen interesseren me niet, die ken ik, die kennen we al. Het zijn die andere namen die ik zoek; niet de met bloed besmeurde handen maar de handen die ze hebben geschud, de schone handen van de echte heren.'
Over die heren werd na de oorlog gezwegen, want iedereen zweeg, de stilte werd als een tweede ijzeren gordijn over de stad neergelaten.
Boek des Oordeels
Dit is een ambitieus boek, een overlopend boek dat almaar voortdendert, met verhalen die over elkaar buitelen, opgehangen aan voorwerpen uit de collectie. Een boek waarin de stem van de anonieme verteller afgelost wordt door die van de verzamelaar en Luisa, die op haar beurt de stemmen van haar ouders doet klinken.
Magris richt een monument op tegen het vergeten. De feiten zijn verjaard. Er is geen grond voor strafvervolging (' Non luogo a procedere', de Italiaanse titel). Het 'Boek des Oordeels', waarin alles wordt opgetekend, is door de doden geschreven met hun nagels en hun tanden. De verzamelaar is alleen de griffier van de Dag des Oordeels. Helaas gaan zijn dagboeken in rook op bij de brand.
Rest dan alleen de wanhoop? Nee, want de literatuur stelt de werkelijkheid niet buiten vervolging, door ze juist op te roepen.
Ze ontrukt aan de vergetelheid het levensverhaal van Luisa de Naverrete, een fiere, intelligente zwarte vrouw uit de zestiende eeuw, dat Magris ontdekt in de koloniale archieven van Sevilla. Ze trouwde een Spanjaard, werd ontvoerd door kannibalen in de Caraïben, ontsnapte en trotseerde de Inquisitie om terug bij haar man te komen. Ze leefde en wist te overleven.
Het hoogtepunt van het boek zijn de magistrale pagina's gewijd aan het diner in het kasteel Miramar in de golf van Triëst, op de laatste verjaardag van Hitler, 20 april 1945. Het derde Rijk is in volle ontbinding, maar hier doen ze alsof de eindoverwinning nog gloort aan de horizon, terwijl ze tegelijk op zoek zijn naar een uitweg. Als we nu eens de gastenlijst zouden kennen van dat memorabele diner, die Götterdämmerung?
Vertaald door Linda Pennings, De Bezige Bij, 320 blz., 24,99 € (e-boek 14,99 €). Oorspronkelijke titel: 'Non luogo a procedere'.
Verberg tekst